TE VROEG
Het is 6 augustus 2011. vervolg->
TOESPRAAK
Toespraak 5 juli 2011
Opening Expositie te Haarlem.
Het was nog erg donker. De nacht was weer voorbij. Vijf uur.
Ja, vijf uur... dat is wel weer erg vroeg.
Koffie zetten dan maar. De poes kronkelt gewillig om mijn been. Mauwend laat hij mij horen dat er eten moet komen. Ik kan op dat moment niet tegen dat huichelachtige geslijm. Oprotten, zeg ik hard.
Dat is genoeg om hem naar buiten te krijgen. Ik zet water op voor koffie en zet de termosfles met filterhouder klaar. Vier schepjes koffie. Intussen schuift de poes weer dichterbij.
Ik pak een nieuw blikje kattenvoer.
Daar is hij alweer.
GA WEG!
Dat zeg ik, omdat ik op zulke momenten ook wel eens op zijn poot heb gestaan. Je pakt niet alleen het blikje, maar ook een vork en het bakje. Dus mijn voeten doen dan kleine stapjes in de keuken. Zo stond ik dus op zijn poot. Gillen en boos kijken alsof het mijn schuld is.
ROT OP DUS.
Terwijl ik zijn bakje vul met een stinkende massa, zit hij op een afstandje te kijken. Intussen schenk ik de eerste scheut heet water in de filter. Dan schiet de poes al naar de plek waar het bakje nog niet staat. Hij ontdekt dat er nog niets is en gaat direct weer om mijn benen slijmen, miaauw miaauw. Op dat moment zet ik de ketel water weer op het vuur. Wil weer verder met het vullen van het voer bakje. Helaas. Ondanks de kleine stapjes die ik zet, zit zijn poot onder mijn voet.
Ik schrik en probeer erger te voorkomen, wankel en val - met blikje en in mijn hand. Mijn greep om mij te kunnen vast houden berijkt alleen het voerbakkje. Beiden spatten met een knal op mijn granieten keukenvloer uiteen. Woedend rent de poes weer naar buiten. Overal in de keuken zit dat vieze, stinkende kattenvoer.
Het is nog maar tien over vijf, moet je weten.
De dag begint.
Eerst die troep maar opruimen. Uit ervaring weet ik dat het niet vies is, dat voer. Maar die stank. Bah. Tijdens het schoonmaken de koffie afgemaakt. Daarna weer opnieuw het nieuwe poezenbakje gevuld. Ik zoek mijn kopje van gisterenavond en schenk mijn welverdiende koffie in.
En de poes ? Die kwam na een paar uur zijn eten opeten en toch weer om mijn voeten kronkelen.
Ik ben geboren in Haarlem. Dat was op doktersadvies, mijn moeder had er niets tegen in te brengen. Zodoende ben ik ondanks dat ik er niet woon, een Haarlemmer. Al heel mijn leven lang. De echte boodschappen deed mijn moeder in Haarlem. Velen uit mijn dorp deden dat. Met de tram was het een hele onderneming. Ik mocht mee, dat was mooi. Met de tram.
Die tram stopte hier aan de Amsterdamsevaart. Voor ons is het de Haarlemmerweg. Hier bij de halte stapten mannen uit. Die werkten bij het spoor. Men werkte "aan het spoor", "op het spoor" of "bij het spoor". Niet: "bij de NS", of "bij de treinen".
Het zag er fantastisch uit. Hier werden de treinen gemaakt, het stond er vol met treinen. Als ik geluk had kon ik de mannen met de treinen zien spelen. Grote rookwolken kwamen uit de locomotief. Diepzwarte en helderwitte rook.
De tram gaf een belletje en langzaam ging hij weer verder. Net voor de Amsterdamse Poort reed de tram naar links. Rechts loerde ik naar de grote koepel van de gevangenis. Daar zaten mannen die boeven heetten. Achter elk raampje zat een man in streepjespak op een houten bankje te bibberen van verdriet omdat hij wat stouts had gedaan. Er zijn heel wat raampjes.
De tram reed door en aan de linker kant stond een plukje huizen. Het was boven wonen en beneden werken. Er werd onbestendig werk uitgevoerd. Tenminste het zag er zo uit.
Met nog de gevangenis in mijn achterhoofd kwam het mij voor dat die boeven hier hun plannen maakten. Het was wel Haarlem, maar toch net buiten de stad. Boeven werden nadat de damiaatjes luidden, buiten de stad gezet. En waar konden die boeven dan heen? In mijn kinderhoofdje was het allemaal heel logisch.
Dat dit een plek was voor buitenstaanders is, is voor mij altijd een feit gebleven. De huizen die hier stonden raakten vervallen. Mensen die vertrokken, werden niet meer vervangen. Toen het grotendeels haveloos en onbewoonbaar werd mochten er mensen wonen die elders op straat waren gezet. Zoals ook Bibber, de man die mijn videorecorder kon en wilde repareren.
Ik moest hard op de groene deur bonken. Dan zou hij wel open doen. Het was een pand boven een garage. De deur was los en ik kon zo naar binnen. Nu begreep ik waarom hij uit zijn vorige huis was gezet. Dit huis stond vol... Zo vol had ik een huis nog nooit gezien. Grote stapels te repareren videorecorders reikten tot aan het plafond. Er waren paden van nog goede kranten. De stapels gebruikte kranten waren wat minder netjes. Via gangetjes kwam ik op een plekje waar wat ruimte was om te werken. De geur van rook en soldeer prikkelde mijn neus.
Bibber ging direct aan de slag. Plotseling begreep ik ook waarom deze man bibber genoemd werd. Heftig trillend zocht de schroevendraaier het schroefje. Je kunt het geloven of niet maar telkens vond de punt van de schroevendraaier de kop van het schroefje.
Eenmaal open constateerde Bibber dat dit klusje niet ter plekke verholpen kon worden. Kom volgende week maar weer langs. Ik sputterde wel nog wat tegen. Want ik kon mij niet voorstellen dat mijn recorder dan nog vindbaar zou zijn tussen de honderden anderen.
Bibber beloofde als het klaar was het echt te melden bij de kroegbaas waar wij beiden kwamen.
Bij mijn eerst volgende bezoek aan de kroeg vertelde ik mijn verhaal. Kees begon hartelijk te lachen en liet doorschemeren dat ik die recorder wel kon vergeten.
Het heeft wat weken geduurd, maar toch kreeg ik het ding keurig gerepareerd terug.
Na een paar jaar werd ook Bibber met veel mankracht uit zijn huis gezet. Er waren twee containers nodig om zijn zorgvuldig bewaarde spullen af te voeren. Hijzelf was intussen alweer op de fiets nieuwe spullen aan het verzamelen voor zijn nieuwe woning. Dat was een grote garage in de binnenstad. Hij had er een tent op gezet. 'Ja Jan, dat moet wel, want het regent hier binnen net zo hard als buiten.'
Binnen een week werd zijn oude huis en de huizen erom heen afgebroken. De nieuwbouw kon beginnen. Er zou een postkantoor komen en winkels, met daarboven woningen. Heel modern allemaal.
Misschien is het wel de laatste ruimte geweest die speciaal gebouwd is als postkantoor. Dat soort gebouwen is meestal niet geschikt voor een andere invulling. Tenzij fiks verbouwd. Want wat moet je eigenlijk met dat rare hoekje links naast de deur?
Alleen kunst kan overal hangen en staan. Zeker in verlaten postkantoren. Nu maar hopen dat het voor ander gebruik voorlopig even ongeschikt blijft.
Dat hokje naast de deur was overigens de telefooncel. Dat is over 50 jaar een kostbaar bezit maar nu een obstakel, een raar ding.
Dat is met kunst ook zo.
Ik zou zeggen: kijk... en koop wat je bezig houdt.
Nu is het geld om te eten voor de maker, over vijftig jaar een kostbaar bezit.
Uitgesproken in het oude postkantoor bij de Amsterdamse poort, 5 juli 2011, 16.00 uur.